Dit is onderdeel van De biotopen op Klarenbeek.
In voorbije eeuwen bestond een groot deel van de graslanden in Nederland uit bloem- en kruidenrijk grasland (verder afgekort tot “bloemrijk grasland”). Dit type grasland heeft een matig voedselrijke bodem nodig en door ingrijpende veranderingen in de landbouw is deze biotoop nu grotendeels verdwenen en komt bijna alleen nog voor in natuurgebieden zoals Klarenbeek. Om het bloem- en kruidenrijke karakter van de biotoop te behouden is het essentieel dat de bodem matig voedselrijk blijft en daarvoor moeten er steeds voedingsstoffen afgevoerd worden. De Ruige Hof realiseert dit door regelmatig te maaien en het maaisel meteen af te voeren.
De bodem van beide Hooilanden en de Schapenwei bestaat uit een mengsel van klei en laagveen. Aan de oppervlakte ligt van oudsher een kunstmatig verrijkte laag, herkenbaar aan allerlei scherven en pijpenkoppen. Delen van het grasland zijn afgeplagd tot op de onverstoorde bodem. Hier vinden we nu allerlei zeldzame plantensoorten.
Typerende soorten zijn onder andere scherpe boterbloem, veldzuring, pinksterbloem en echte koekoeksbloem. Meer bijzondere plantensoorten die je aantreft zijn onder andere spaanse ruiter, kranskarwij, teer guichelheil, knotszegge en stippelzegge. Deze soorten doen het opvallend goed, kennelijk zijn de omstandigheden optimaal. Ook bijzonder alhoewel minder zeldzaam zijn soorten als de geelgroene zegge, blauwe zegge, rietorchis, blauwe knoop, moeraskartelblad, veenpluis en gewone dotterbloem. Door al deze bijzonder soorten kun je delen van de graslanden typeren als blauwgrasland.
Op Klarenbeek hebben we verschillende stukken land met bloemrijk grasland: het Grote en Kleine hooiland, het Schiereiland, de Schapenwei, en het Landje van Floor.
Grote hooiland, Kleine hooiland, Schiereiland
Behalve de eerder genoemde plantensoorten die kenmerkend zijn voor bloemrijk grasland heeft het Grote hooiland enkele plekken met zeldzame flora, rode lijst soorten als Spaanse ruiter, kranskarwij en teer guichelheil. De zuidkant van het Grote hooiland wordt botanisch steeds gevarieerder met onder andere rietorchis, koekoeksbloem en echte valeriaan.
Kleine hooiland in mei en december. Op de achtergrond het spoorbosje
Op het Schiereiland lopen geen paden en dat biedt rust aan kleine dieren. Hetzelfde geldt voor het Kleine hooiland rond de Kikkerpoel waar een weinig gebruikt pad loopt. Op het Kleine hooiland groeien veel kale jonkers die in het najaar een voedselbron zijn voor putters. Rond de Kikkerpoel breidt de blauwe knoop zich gestaag uit.
We streven naar behoud en uitbreiding van de zeldzame flora op het Grote hooiland. We zorgen dat er schuil- en overwinteringsplekken zijn voor insecten, vogels, amfibieën en kleine zoogdieren en geven ruimte aan oeverkruiden langs de Hooilandsloot.
Het Grote hooiland wordt een keer per jaar (in juli) gemaaid. Elk jaar laten we wisselend een vijfde deel van de hooilanden in grote stroken staan. Het maaisel voeren we zo snel mogelijk af om de bodem arm te houden. In het voor- en najaar steken we de zaailingen van wilg, berk, els en populier uit om ruimte te geven aan de bijzondere planten. Om de grond niet te veel te verstoren moet dit voorzichtig gebeuren.
Op het Kleine hooiland maaien we de pitrus vanaf december af. De slootoever aan de noordkant maaien we meerdere malen per jaar.
Schapenwei
De bodem van de schapenwei is voedselrijker dan die van de Hooilanden. Tot 2015 hebben er schapen gelopen die de begroeiing kort hielden.
Door jarenlange bemesting bestaat de vegetatie van het westelijke deel nu vooral uit grassen, riet en brandnetel. Het oostelijke deel, tussen ijsvogelwand en stoel, is botanisch gevarieerder aan het worden met schermbloemen en valeriaan. Op het Middendeel laten we grote stroken riet staan om zo droog rietland te ontwikkelen als broedbiotoop voor rietvogels en als overwinteringsplek. Als er in de rietstrook boompjes gaan groeien maaien we deze strook en verwijderen we de boompjes.
Op de Tŭnwal (een klein gebiedje aan de zuidkant van de Schapenwei) verwijderen we al zo’n tien jaar handmatig brandnetel en hop om de kansen te vergroten voor wilgenroosje, raapzaad en boterbloem.
Op de langere termijn willen we meer variatie in de flora op de Schapenwei. We voeren het maaisel af om de bodem te verschralen en zo een soortenrijkere vegetatie te krijgen. Het hele jaar door, maar niet in het broedseizoen, verwijderen we riet van de slootoevers en uit het water.
In 2020 is het Schapenpoeltje door een greppel verbonden met de Koeiensloot. Hierdoor kwam onverstoorde veengrond tevoorschijn wat mogelijkheden biedt voor koninginnekruid, varens en kattenstaart.
In de winter van 2021-2022 is een deel van de oever van de Rietlandsloot schuin afgeplagd waardoor aan de zuidkant van de Rietlandsloot een glooiende oever is ontstaan. Dat is gunstig voor het ontstaan van oevervegatie en aantrekkelijk voor amfibieën en waterinsecten als zonplek. Dieren kunnen zo ook gemakkelijk het water in en uit. De komende tijd gaan we een groter deel van de oever van de Rietlandsloot afschuinen.
Landje van Floor
Het landje van Floor is wat ruiger dan de andere bloemrijke graslanden. Het landje heeft iets meer reliëf waardoor we het niet zo goed kort kunnen maaien. Bovendien maaiden we een relatief groot deel van dit landje minder vaak waardoor veel van het gras lang de winter inging. Het gaat daardoor klitten en vervilten en verstikt de bodem. Ook kwam er erg veel pitrus op.
Langs de oever van de Salamanderpoel zien we tussen het riet steeds meer blauwe knoop opkomen. Aan de zuidkant van het landje, op de oever van de Grote plas, groeit naast veel riet de grote ratelaar, echte valeriaan en dotterbloem.
We streven ernaar de bodem open te houden voor plantengroei en een bloemrijke vegetatie te creëren langs de oevers. De pitrus is in de afgelopen jaren teruggedrongen en we gaan hier mee door. Er staat nu vooral veel zuring, gele lis en engelwortel. Vervilt gras gaan we verwijderen. Het hele jaar door maar niet in het broedseizoen verwijderen we riet van de oevers en uit het water.