Dit is onderdeel van De biotopen op de Riethoek.
Een kruidenrijk grasland is een stuk land waar voornamelijk grassen en kruiden groeien. Op de Riethoek heb je verschillende graslandjes. De graslandjes wordt jaarlijks gemaaid en het maaisel wordt afgevoerd en gestort op hooihopen (meestal ergens langs een bosrand). De Riethoek kent droge en natte graslanden. Het Orchideeënlandje en de zuidelijke oever van de Grote poel gelden als nat grasland. Onder droge graslanden vallen: Tegenover de doelen, de Lage Doorsteek, de Akkertjes, het noordelijke deel van de Woeste hoogte, en de Vallei.
Het Orchideeënlandje is vanuit botanisch oogpunt het interessantst, met name doordat er een paar soorten orchideeën groeien. Op de andere graslandjes groeit onder andere dagkoekoeksbloem, pinksterbloem, speenkruid, knopig helmkruid, scherpe boterbloem en jakobskruiskruid.
Al deze bloemen trekken insecten aan zoals wilde bijen, zweefvliegen, kevers en dag- en nachtvlinders. De meeste vogelsoorten op de Riethoek nestelen in bomen en struiken, omdat ze daar beter beschut zijn tegen predatoren, maar ze gebruiken het grasland wel om te foerageren. Ook kleine zoogdieren gebruiken de graslandjes om voedsel te zoeken, terwijl predatoren (wezel, hermelijn, vos, sperwer) er juist komen om te jagen.
Het Orchideeënlandje
Het Orchideeënlandje is het allereerste stukje terrein dat werd aangelegd (1977) en dat door vereniging de Ruige Hof in beheer is genomen. De bodem bestaat uit zand, bedekt met veen.
Er groeit dotterbloem, kievitsbloem, echte koekoeksbloem en grote boterbloem (aangeplant en verwilderd), stijve ogentroost, moerasspiraea en vier soorten orchideeën: de rietorchis en de moeraswespenorchis (vooral op het centrale stuk tussen het pad en de Kleine stobbenwal), de zeldzame welriekende nachtorchis, en de onopvallende grote keverorchis.
Op het landje heb je verder de door riet omringde Diepe poel en twee kwelpoeltjes.
We streven naar behoud van de aanwezige soorten, met name de orchideeën, en waar mogelijk uitbreiding van het aantal soorten. De twee kwelpoeltjes moeten zoveel mogelijk open worden gehouden.
Het orchideeënlandje maaien we éénmaal per jaar, in het najaar. Er is voor het najaar gekozen omdat de orchideeën zo voldoende tijd krijgen om voedsel op te slaan in de knol. Het maaisel wordt naar de omliggende hooihopen afgevoerd.
Op het stuk ten oosten van het voetpad, dat meer open is, knippen we daarnaast in de voor- en nazomer riet om de orchideeën, maar ook planten als stijve ogentroost en brunel (“bijenkorfje”) meer ruimte te geven. De kwelpoeltjes maaien we in het voorjaar open en daarna in de winter nog eens.
Tegenover de doelen en Lage doorsteek
Tegenover de doelen is een kruidenrijk graslandje met in het voorjaar veel boterbloemen en pinksterbloemen. Die laatste zijn waardplant voor het oranjetipje, dat hier in de lente dan ook kan worden gespot.
De Lage doorsteek is wat droger. Er staan in het voorjaar veel pinksterbloemen, boterbloemen en zwarte ooievaarsbek (aangeplant).
Op beide landjes groeit soms reuzenberenklauw.
We streven naar uitbreiding van het aantal soorten op deze graslandjes door verschraling van de bodem. Eén keer per jaar maaien we en voeren het maaisel af. Waar nodig dringen we de rietkraag terug. We steken de reuzenberenklauw uit vóórdat deze gaat bloeien en trekken zaailingen van bomen uit.
De Akkertjes
Dit landje was oorspronkelijk bedoeld om er biologische gewassen op te verbouwen, maar de bestemming is later gewijzigd in grasland. Er staan ook een paar aalbessenstruiken.
We streven naar uitbreiding van het aantal soorten op dit grasland door verschraling van de bodem en het uittrekken van zaailingen. We maaien minstens een keer per jaar, maar liever nog twee keer per jaar en voeren het maaisel af.
Noordelijk deel van de Woeste hoogte
Dit is kruidenrijk grasland met jakobskruiskruid. Jakobskruiskruid is de waardplant voor de “zebrarupsen” van de St. Jakobsvlinder. Er is ook een stukje ruigte met o.a. Sint-Janskruid, gele morgenster en oranje havikskruid. Aan de noordzijde staan een paar hoogstam appelbomen en aan de westkant is er een ruigte met voornamelijk groot hoefblad, begrensd door een haag van wilde rozen.
We streven naar vergroting van het aantal soorten en behoud van het jakobskruiskruid op dit graslandje, en van het Sint-Janskruid, gele morgenster en oranje havikskruid op het ruige deel. Ook behoud van de verschillende rozensoorten die hier groeien en waarvan de bottels een bron van voedsel zijn voor trekvogels.
Een keer per jaar maaien we waarbij we de kruiden ontzien. Het maaisel voeren we af.
De Vallei
Op dit landje staat veel gras, zevenblad en bramen, en langs het pad Canadese guldenroede (ingezaaid). De Kale berk aan de rand van het land wordt door spechten als nestboom gebruikt.
We streven naar vergroting van de soortenrijkdom door verschraling van de bodem en het uittrekken van zaailingen. We maaien minstens een keer per jaar, maar liever nog twee keer per jaar, en we voeren het maaisel af. Zaailingen trekken we uit.