Riethoek bewoner

Posted on

Au, verdikkeme! Ik stoot me aan zo’n stom stuk puin. Moet ik toch langzamerhand wel weten. Ik blijf even staan, kijk om mij heen, snuffel. Er zijn hier anderen. Onder het beschermende dak van Groot Hoefblad voel ik me betrekkelijk veilig.
Sloffende voetstappen: een vrouwmens met twee kleine keffers in haar kielzog. Daar maak ik me niet druk om. Ik volg ze met mijn ogen. Onnozele beesten. Heel wat anders dan die zakelijke jachthond die roerloos met geheven voorpoot zijn omgeving leest. Doodstil. Dat was gisteren.
Boven mij kraken takken, krassen kauwen. Ik neus wat rond op de heuvel. In de resten van de takkenhut scharrelen nu muizen op zoek naar afval dat er altijd rondslingert: ‘zwerfafval’ wordt dat genoemd, alsof het een eigen recht van bestaan heeft. Soms zie ik een raper; leuk geprobeerd. Heeft weinig zin.
Ineens gefladder van een vogel. Had ik die nou niet gezien? Ik moet alert blijven, niet verslappen. Dat gedreun is een vliegtuig, hinderlijk, niet relevant. Het wordt pas link als het gedaver van een maaimachine de rust verscheurt. Dan moet ik wegwezen. Voor die man met die zeis die ik wel eens zie ben ik niet bang. Ik kijk toe. Hij ziet me niet. Hij draagt een petje.
Als die lui met die groene t-shirts komen is het ook onrustig: stemmen, lachen, harken, knippen, kruiwagens. Als ik voorzichtig doe kan ik iets van ze jatten: koekjes en een keer een boterham uit een fietstas. Net goed, want ik ben er best pissig over dat ze met ons spotten. Lopen ze achter elkaar over het smalle pad: ‘hei ho, hei ho…’ Mieter op, dat is óns lied. Ze hebben niet eens in de gaten dat ik naar ze loer en soms gevaarlijk dichtbij kom. Mensen…