Foto: www.freepik.com
Zondagmiddag 16 maart 2025: Hans Doorenbosch verzorgde een lezing over de watervogels die wij regelmatig zien op onze vogelwandelingen en Pieter van der Linden liet ons kennismaken met hun geluiden. Een korte samenvatting.
Hans begon zijn verhaal met de mededeling dat er zo’n veertig verschillende watervogels worden waargenomen in ons gebied en hij haalde als eerste de aalscholver voor het voetlicht. Een zwarte vogel met opvallende kleuraccenten: een witte ‘broedvlek’ aan de zijkant van zijn lijf (niet bedoeld om eieren warm te houden), blauwe ogen, roestrode vlekken in het gezicht en een forse lichtgekleurde snavel. Ze duiken naar vis en gebruiken hun vleugels ook onder water, ze worden daarbij nat en moeten dan drogen. Dan zie je ze zitten, de vleugels wijd uitgespreid. Ze missen de beschermende vetlaag op de veren, die bijna alle watervogels hebben.
Ze jagen onder water, net als de fuut. Hans liet een fraai filmfragment zien waarop een onder water jagende aalscholver te zien was.
Aalscholvers leven vaak in groepen, ze vissen soms gezamenlijk (en worden dan belaagd door meeuwen die dat in de gaten hebben en mee willen profiteren) en ze broeden bij elkaar in bomen.
Ze werken niet al te grote prooien naar binnen, vissen van 20 tot 30 centimeter lengte: geen probleem. Vogels slikken niet maar laten hun prooi naar binnen glijden, de kop achterover en de hals gestrekt. Dat het lukt ligt ook aan de bijzondere bewegelijkheid van de snavel: de bovensnavel van de aalscholver is niet benig met de kop verbonden en de onderste snavel is rekkelijk: ja, dan kun je je mond wel heel ver opensperren. Een strottenhoofd hebben ze niet. Wel een tong.
Aalscholvers zijn niet de enige watervogels die in bomen broeden: eenden, reigers, lepelaars. Bergeenden en zaagbekken broeden in holtes.
Bij de eenden onderscheidde Hans de wilde eend, de krakeend, en de eend die afwijkt van het gebruikelijke patroon en ‘soepeend’ wordt genoemd. Oorsprong? Waarschijnlijk zijn loopeenden die vroeger vaak door boeren werden gehouden, gekruist met wilde eenden. Er zijn overigens ook soepganzen.
De grote zaagbek, de enige vogel met tanden waarmee hij echter niet bijt maar die gebruikt worden bij het naar buiten filteren van een hap water zodat de prooi achterblijft. Zuigen kunnen vogels niet. Hoewel eenden voornamelijk planteneters zijn liet Hans een film zien waarbij een wilde eend erg veel moeite deed een kikker te verorberen. En de bergeend eet geen gras, maar insecten en waterbeestjes.
En dan de smient die in enorme groepen op het water verzamelt. Tot 2016 was ‘ons’ meertje ook een rustplek voor smienten maar dat is afgelopen. Reden? De rode amerikaanse rivierkreeften zijn verdacht, zij vernielen de krabbenscheer en andere waterplanten en daarnaast zijn paden opgehoogd en verstevigd en dat zorgde voor meer wandelaars, vaak met honden.
De geheimzinnige waterral. Hans vertoonde een filmfragment waarop een waterral te zien was die met zijn lange poten greep probeerde te houden op ijs.
En nog zo’n geheimzinnige gast met zijn diepe stem, een roep die doet denken aan een misthoorn: de roerdomp. Van de weeromstuit begon een aantal toehoorders mee te ‘hoempen’. Ook de roerdomp stond op film en sterker: hij is onlangs waargenomen in het Hogedijk gebied.
Na een korte pauze nam Pieter het stokje van Hans over. In plaats van de aangekondigde quiz besprak Pieter de geluiden van watervogels en nam ook een aantal rietvogels, steltlopers en de ijsvogel mee in zijn bespreking. Hij liet ons raden.
Opnieuw klonk de misthoorn, maar ook de ‘krijsende big’ (de waterral) en het fluiten van de smienten. Het hoge geluid van het kleine eendje, de wintertaling, en het nasale rauwe geluid van de grauwe gans, het jodelend gekakel van de kolgans, het keffen van de meerkoetvrouw en het ‘springen van de gloeilamp’: de ‘ping’ van de meerkoetman. De schrille hoge tonen van de ijsvogel, de keelgeluiden van de fuut, het herhalende liedje van de rietgors en de imitaties van Afrikaanse vogels waarmee de rietzanger de luisteraar op een dwaalspoor zet. De krakeend, de kuifeend, de oeverloper, de witgat en de explosieve Cetti’s zanger en tenslotte de blauwborst.
De laatste vogelgeluiden van deze middag kwamen niet van internet maar produceerde Pieter doodleuk zelf: het luide ‘hak hak hak!’ van de nijlgansvrouw en het astmatische geluid van de nijlgansman.
Een gezellige en leerzame middag. Dank aan Hans en Pieter!